7 mei 2024
Voor de meeste mensen bepaalt loonarbeid hun kansen in het leven. Een baan is nodig om de kost te verdienen en geeft ook een bepaalde status. Sommige banen worden hierbij hoger gewaardeerd dan andere. Om loonongelijkheid te verklaren lag de focus lange tijd op verschillen tussen beroepen. De aandacht verschuift echter steeds meer naar organisaties. De reden? De stijgende loonongelijkheid blijkt in toenemende mate het gevolg van groeiende verschillen in wat organisaties hun werknemers betalen. Nederland vormt hierop geen uitzondering. Ook op de Nederlandse arbeidsmarkt zien we in de afgelopen jaren vooral een stijgende loonongelijkheid tussen organisaties.
De groeiende loonongelijkheid tussen organisaties is met twee dynamieken te verklaren stelt Janietz. ‘Ten eerste speelt het zogenaamde “firm wage premium”. Werknemers in grotere organisaties verdienen bijvoorbeeld vaak een hoger loon dan werknemers die vergelijkbare functies uitoefenen in kleinere organisaties.’ Volgens Janietz komt dit deels door de decentralisatie van collectieve onderhandelingen met als gevolg overeenkomsten die met minimumnormen veel ruimte laten voor lokale afwijkingen. ‘Het verschil in wat bedrijven voor vergelijkbare posities betalen groeit. Het maakt steeds meer uit waar je werkt.’
De tweede dynamiek die leidt tot groeiende loonongelijkheid tussen organisaties, is die van zogenaamde ‘beroepssortering’. ‘De bestbetaalde beroepen concentreren zich in de best betalende bedrijven, terwijl de lager betaalde beroepen zich isoleren in minder betalende organisaties,’ legt Janietz uit. Het komt volgens hem steeds vaker voor dat lager betaalde werknemers niet meer direct in dienst zijn bij de beter betalende organisaties, zelfs als ze op de locatie van die organisatie werken. Hun werk wordt uitbesteed aan andere organisaties waar ze doorgaans minder verdienen, vaak het geval bij catering- en facilitaire diensten.
Loonongelijkheid rechtvaardigen we vaak met meritocratisch redeneren; het idee dat je dat hogere salaris te danken hebt aan je hogere opleidingsniveau en vaardigheden. ‘We vinden een beter loon meestal acceptabel wanneer we de ene functie belangrijker en complexer vinden dan de ander’, zegt Janietz. ‘Maar zo zien we de belangrijke bijdragen van werknemers in lager betaalde beroepen aan het succes van een organisatie over het hoofd.’ Omdat we het zo normaal vinden dat bepaalde banen veel meer verdienen dan andere, blijft de omvang van de loonkloof volgens Janietz onderbelicht en onbesproken.
Janietz onderzocht ook de loonniveaus van essentiële banen, zoals de Nederlandse overheid deze tijdens de Covid-19-pandemie bestempelde. Janietz: ‘We zagen als snel dat loonongelijkheid samenvalt met genderongelijkheid. De lonen van essentiële werknemers liggen gemiddeld lager in verhouding tot andere banen met vergelijkbare vaardigheden, terwijl vrouwen oververtegenwoordigd zijn in deze essentiële beroepen. Meritocratische verklaringen van loonverschillen zijn hiervoor ontoereikend. Essentiële werknemers verrichten immers maatschappelijk vitaal en veeleisend werk.’
Janietz: ‘Als essentiële banen zoals verpleging of onderwijs, voornamelijk uitgevoerd door vrouwelijk personeel, onaantrekkelijk worden vanwege relatief lagere lonen, zal de hele samenleving collectief de gevolgen ondervinden.’
Christoph Janietz: Inequality at work. Occupations, organizations, and the wage distribution. Promotor is prof. dr. T. Bol. Co-promotor is dr. B. Lancee.
De promotieceremonie van Janietz vindt plaats op dinsdag 21 mei om 16.00 uur in de Agnietenkapel.